Hoe het begon

Toen ik in de 5e of 6e van de lagere school zat, vroegen mijn ouders aan mij of ik bij de fanfare wilde spelen. Dat wilde ik wel want saxofoon leek mij wel een gaaf instrument. Toen ik daar aankwam kreeg ik een spiksplinternieuwe corhoorn van het merk Schenkelaars in mijn handen geduwd: “dit ga jij spelen”. En ik was in die tijd nog niet assertief genoeg om te zeggen: “nou, doe mij toch maar een saxofoon”. Op de foto hieronder is mijn allereerste hoorn te zien, een corhoorn. Ik heb hem onlangs van mijn voormalige fanfare overgenomen voor € 50,00. Hij lag daar toch maar in het magazijntje te verstoffen...



Goed, even terug naar mijn jeugd... Een jaar of twee later vond ik in een muziekwinkeltje in Purmerend een tweedehands koperen blaasinstrument wat eruit zag als een kleine tuba. Op de beker stond Brevete SGDG J. Gras Lille gegraveerd. “Het is een alto” zei de verkoper. “Dat is hetzelfde als een corhoorn”. Dit instrument heb ik toen voor ƒ 99,00 gekocht. Daarbij kocht ik ook nog een mondstuk van het merk Josef Klier (JK228-3), want er zat geen passend mondstuk bij. Ik ben hier toen op gaan spelen bij de fanfare, hoewel ze dat liever niet hadden; blijkbaar werd de althoorn door hen toch een beetje als inferieur beschouwd. Op dat inferieure kom ik terug in mijn blog "althoorn versus Franse hoorn".

In mijn militaire diensttijd (1986 - 1987) heb ik in het tamboerkorps van de Militaire Kapel gespeeld op een éénventielige Eb/Db trompet. Dat instrument was duidelijk niet het instrument dat bij mij paste. Ik laat er daarom ook geen foto van zien. Gelukkig mocht ik bij niet-officiële gelegenheden ook op mijn althoorn spelen. Ik mag daarom zeggen dat ik beroeps althoornspeler ben geweest. Desondanks werd ik het blazen zó zat dat ik besloot om na mijn militaire diensttijd nooit meer te spelen en mijn althoorn letterlijk aan de muur te hangen. Dit heb ik gedaan, gedurende 27 jaar.

Op een dag (in 2014) speelde mijn zwager eens wat voor op zijn altsaxofoon. Ik raakte enthousiast, maar wilde niet wéér opnieuw een muziekinstrument leren bespelen. Er zijn al teveel muziekinstrumenten in mijn leven geweest die ik maar een beetje kan (kon) bespelen. Ik besloot daarom weer althoorn te gaan spelen. Dat kon ik immers al (dacht ik). Mijn althoorn hing thuis aan de muur; die had ik omgebouwd als lamp. Nadat ik het snoer en de lamp ervan verwijderd had, blies ik er een paar noten op (viel erg tegen) en meldde mij een paar weken later bij het instaporkest van de harmonie. De dirigent bekeek mijn althoorn sceptisch en zei: “Je mag mee doen in het instaporkest met dit instrument. Maar als je ooit in de harmonie wil komen moet je een betere althoorn hebben. Met alle respect; dit instrument hoort aan de muur thuis”. Waarop ik antwoordde: “ja dat klopt, daar heb ik hem net vanaf gehaald”!